Avonmaalbekers
Wist u dat er in 1969 door de diaconie aan het Museum Dr8888, vier avondmaalsbekers in bruikleen zijn gegeven? En dat eind 2021 er nog drie bekers bij zijn gekomen? Welnu, hieronder een mooi stukje geschiedenis.
De Diaconie vermeldt in haar jaarrekening dat er vier avondmaalbekers in bruikleen zijn bij het museum en dient in de jaarrekening ook een verzekerde waarde aan te geven. Dus stelde begin 2021 het Kerkelijk Bureau (die de jaarrekening opmaakt) aan het museum de vraag wat de verzekerde waarde is per 31-12-2020.
We kregen toen van het museum de volgende wedervraag:
Kan het kloppen dat er i.p.v. 4 bekers er nog 2 aanwezig zijn bij de kerk? Wij doen momenteel onderzoek naar Drachtster Zilversmeden en dit aantal kwam ons ter ore. We zouden daar graag meer over willen weten en gegevens van ontvangen.
Na een aantal telefoontjes met deze en gene bleken deze twee bekers in de kluis van de Grote Kerk te liggen. Deze bekers bleken inderdaad gemaakt te zijn door Drachtster Zilversmeden.
Op het moment dat dit zich afspeelde bracht ik een bezoek aan het archief van onze PG Drachten. Hier bleek, dat ergens in een hoekje van een archiefkast ook nog een avondmaalbeker stond. Helemaal zwart uitgeslagen en omwikkeld in doeken. Ook deze beker was voor het Museum erg interessant.
Wij kregen van het Museum dan ook het verzoek om alle drie bekers in bruikleen te geven.
Het College van Diakenen heeft in haar vergadering van 22 september 2021 besloten om hiermee akkoord te gaan.

Het onderstaande artikel gaat over de zes bekers en is opgesteld door dhr. S. van der Meulen, adviseur van Museum Dr8888 en gepubliceerd in het blad Smelne`s Erfskip nr. 57 van februari 2022.
Van hen hebben we toestemming om dit artikel te mogen publiceren in Geandewei.

De drinckbeker der dancksegginghe
De Protestantse Gemeente Drachten gaf in november 2021 twee zilveren avondmaalsbekers in bruikleen aan Museum Dr8888. Zij zijn de laatste van de zes zilveren bekers die ooit gebruikt werden bij de viering van het avondmaal in de Nederlands Hervormde Kerk aan de Zuidkade. De andere vier - de oudste - hebben reeds in 1969 hun weg naar het museum gevonden.

Op eigen benen
In de beginjaren na de Reformatie vormden de kleine dorpjes Noorder- en Zuiderdrachten samen met Boornbergum en Kortehemmen een kerkelijke gemeente. De gezamenlijke predikant preekte volgens een roulatiesysteem over de vier kerken. Na de aanleg van de Drachtstervaart in 1641 en de daarna op gang gekomen bevolkingsgroei werd in Drachten de behoefte gevoeld om een eigen gemeente te stichten. In 1667 was het zover. Petrus Overney werd als eerste predikant van de nieuwe gemeente beroepen. Hij werd in 1674 opgevolgd door Jacobus Duursma. Tijdens diens predikantschap werd de eerste zilveren beker voor gebruik bij het avondmaal aangeschaft.
Een inscriptie op deze beker leert ons het nodige over de eigendomssituatie, de ouderdom en de mogelijke herkomst: ‘Dese Nachtmaals Beeker behoort tot die Diaconie van de Noorder en Suider Draghter Kerck, en is angekoft als Dom: Iacobus Duirsema, Gron: aldaar Predicant was. Den 16 Maij Anno 1680.’
Vanouds zijn avondmaalsbekers het eigendom van de diaconie. In het Bijbelboek Handelingen 6 vers 2 staat over de diakenen geschreven dat zij ‘de tafelen’ dienen. In engere zin wordt hiermee de armentafel bedoeld, in de betekenis van armenkas. Met andere woorden, de diaconie draagt zorg voor het ondersteunen van de behoeftigen. In de praktijk strekte deze zorg zich ook uit tot de avondmaalstafel. Dat wordt in dit geval bevestigd door de inscriptie op de beker. Verder kunnen we vaststellen dat de vermelding Gron. (als afkorting van Groninganus) achter de naam van ds. Duursma wijst op zijn Groninger afkomst. Dat feit verklaart meteen de vormgeving van de vier oudste bekers, waarover hieronder meer.

Groninger type
Op de oudste beker zijn geen zilvermerken aangetroffen, waardoor we niet exact kunnen vaststellen waar en door wie de beker gemaakt is. Maar de vormgeving wijst zonder twijfel op een Groninger herkomst. Op enige afstand boven de standring zien we een verdikte ornamentrand, bestaande uit twee getwijnde ingezaagde stroken zilver. Dit wekt de indruk van een doornenkrans. Zo’n rand is een typisch kenmerk van bekers die gemaakt zijn in de provincie Groningen en het aangrenzende gebied in Duitsland (Oost-Friesland). Een originele Friese beker is volledig glad en heeft nooit een dergelijke rand. De oudste beker van Drachten zal vrijwel zeker in de stad Groningen gemaakt zijn. In Drachten woonden voor zover bekend op dat moment geen zilversmeden. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat ds. Duursma via zijn Groninger connecties de hand heeft gehad in de aankoop.

Het Nachtmaal
Op de laatste avond voordat Jezus Christus aan het kruis stierf, gebruikte hij met zijn twaalf discipelen de maaltijd. In de protestantse eredienst wordt bij de viering van het Heilig Avondmaal zijn lijden en sterven herdacht door het eten van brood en het drinken van wijn. Het verband is onder meer gebaseerd op de volgende tekst uit het Bijbelboek 1 Korinthe 10 vers 16: ‘De drinkbeker der dankzegging, die wij met dankzegging zegenen, is die niet de gemeenschap met het bloed van Christus? Het brood dat wij breken, is dat niet de gemeenschap met het lichaam van Christus?’
Het brood wordt daarbij uitgedeeld vanaf een broodschaal, de wijn wordt uit een beker gedronken die wordt doorgegeven onder de gemeenteleden. Volledige avondmaal serviezen bestaan meestal uit een wijnkan, een broodschaal en een of meerdere bekers. Afhankelijk van de financiële draagkracht van een gemeente konden een of meer onderdelen van zilver gemaakt worden.
Omdat de laatste maaltijd plaatsvond na zonsondergang, werden vroeger ook wel de termen nachtmaal en nachtmaalsbeker gebruikt. Zo staat het ook vermeld op de beker van 1680. Verder zien we heel toepasselijk op de beker in een cartouche een gravure van het Laatste Avondmaal met daaronder de tekst ‘1 Corinthen 10 vers 16’. Opvallend is dat naast Christus niet twaalf, maar elf discipelen aan de tafel zitten.

Tweede beker
De hervormde gemeente van Drachten heeft ruim een eeuw lang goed kunnen functioneren met deze ene beker. Eerst nog in de oude kerkjes van Noorder- en Zuiderdrachten, vanaf 1743 in de nieuwe Grote Kerk. Pas in 1787 werd een tweede exemplaar aangeschaft. Dit werd besteld bij de Drachtster zilversmid Jacob Sakes Gaastra (1742-1790). Lang werd gedacht dat deze beker door een zilversmid uit Sneek gemaakt zou zijn, maar onderzoek heeft aangetoond dat Gaastra de vervaardiger was (ik heb hier uitvoerig over gepubliceerd in Smelne’s Erfskip nr. 29 van oktober 2012). Als overtuigend bewijs werd in het archief van de Hervormde Gemeente van Drachten de betaling aan Gaastra gevonden. De kosten bedroegen veertig caroliguldens en zes stuivers. Als arbeidsloon voor het smeden van de beker ontving Gaastra acht gulden en tien stuivers, voor het graveren bracht hij nog eens zes gulden in rekening. De grootste post - vijfentwintig gulden en zestien stuivers - werd gevormd door de materiaalkosten.
Wat vormgeving betreft is de tweede beker een bijna exacte kopie van de eerste. Er zijn slechts kleine verschillen: de stekelrand is eenvoudiger en lijkt nu meer op een kabelrand, de omlijsting van de cartouche is anders, en het aantal discipelen in de gegraveerde voorstelling van het avondmaal is geslonken naar tien. In de inscriptie is de term nachtmaalsbeker vervangen door avondmaalsbeker, en als predikant wordt nu Pompeius van der Tuuk genoemd. De aankoopdatum was 31 december 1787. Ds. Van der Tuuk was voorganger van 1780 tot 1807.

Groei
Deze eenheid in vormgeving werd voortgezet bij de aanschaf van de volgende twee bekers. In 1829 was het aantal lidmaten dusdanig gegroeid dat moest worden overgegaan tot aankoop van een derde en een vierde beker. Hiervoor werden wederom plaatselijke zilversmeden ingeschakeld. De keuze viel op Rein Sipkes Zijlstra (1797-1883) en Jacob Kamminga Kijlstra (1805-1873). Vooral voor Kamminga Kijlstra, die kort tevoren zijn zilversmederij had opgestart, moet het als beginnend zilversmid een eervolle opdracht zijn geweest. Hij zou later voor meerdere kerken in de omgeving van Drachten bekers vervaardigen.
Het is duidelijk dat beide zilversmeden elk een beker in hun werkplaats als voorbeeld gebruikt hebben. De beker van Zijlstra is een exacte kopie van de beker van 1680, terwijl die van Kamminga Kijlstra als twee druppels water lijkt op het exemplaar van 1787. De rekeningen zijn bewaard gebleven. Zijlstra bracht voor zijn beker fl. 56,30 in rekening, Kamminga Kijlstra ontving fl. 61,95. Het verschil wordt verklaard doordat de bekers aanzienlijk in gewicht verschillen. Omdat de oude bekers toch in de werkplaats waren, konden hieraan meteen enige kleine reparaties uitgevoerd worden. In de inscripties op de bekers wordt nog vermeld dat ze werden aangeschaft op 8 maart 1829, toen ds. Henricus Heppener predikant was. Hij was in functie van 1808 tot 1833.

Kerkmeesters
Reeds twintig jaar later werden weer twee avondmaalsbekers aangeschaft, nu niet door de diakenen, maar door de kerkmeesters. Dit college was in 1833 ingesteld voor het beheer over de pastoralia, dat zijn de onroerende goederen (met name de pastoriezathe) waarvan de inkomsten bestemd waren om het salaris van de predikant (in die tijd nog traktement genoemd) uit te bekostigen. Vanouds was de predikant zelf verantwoordelijk voor het beheer, maar omdat ds. Holwerda bij zijn aantreden aangaf zich volledig aan zijn verheven roeping te willen wijden, nam het genoemde college vanaf die tijd deze aardse taak op zich.
Blijkbaar zat dit college ruim bij kas. Toen in 1848 stemmen opgingen om de avondmaalstafel opnieuw in te richten, boden de kerkmeesters aan op hun kosten twee nieuwe avondmaalsbekers te laten vervaardigen en aan de kerkvoogden aan te bieden, op voorwaarde dat de kerkvoogden zelf de andere kosten zouden dragen. Dit voorstel werd aanvaard.
Zo kon het gebeuren dat in de vergadering van kerkmeesters op 23 juni 1848 na loting onder de hervormde zilversmeden de opdracht werd verstrekt aan Louis Oebeles Kijlstra (1817-1876) en Sipke Reins Zijlstra (1821-1902). Tegelijk werd besloten twee kleine en een grote tinnen schotel te bestellen, benevens een kan voor dertien flessen avondmaal wijn. In de vergadering van 8 december 1848 werden de zilveren bekers aan de kerkmeesters getoond. Nadat zij hun goedkeuring gaven, kreeg de administrerend kerkmeester opdracht de rekening te betalen. Zijlstra ontving fl. 55,75, Kijlstra iets meer, fl. 56,03½. Het aanbrengen van de inscripties werd blijkbaar niet aan deze twee zilversmeden toevertrouwd, want dat karwei werd in dezelfde vergadering uitbesteed aan ‘den heer Keiken te Leeuwarden.’ Het betreft hier de zilversmid Tjeerd Annes Keikes die als een gerenommeerd graveur bekend stond. Hiervoor werd later fl. 7,50 betaald.

Modern
Was het tot dan toe gebruikelijk de oude bekers te kopiëren zodat er op de avondmaalstafel een eenheid ontstond, in 1848 koos men voor een totaal andere en modernere stijl. Het tweede kwart van de negentiende eeuw staat bekend als de Biedermeierperiode. Het zilver uit die tijd - met vaak wat gedrongen vormen - wordt gekenmerkt door gladde onversierde oppervlakken, begrensd door kabelranden of knerrenranden. Dat is precies wat we hier zien. Boven de ingesnoerde voet van de kelkvormige beker volgt eerst een rij forse uitbollingen (dat zijn de knerren, ook gaudrons genoemd) en daarboven de gladde cuppa of kuip. De afbeelding van het Laatste Avondmaal is komen te vervallen. Wel gehandhaafd is de inscriptie, maar nu in iets gewijzigde vorm: ‘Deze avondmaalsbeker behoort aan de Hervormde Gemeente van Dragten, en is aangekocht door Kerkmeesteren dier Gemeente, toen aldaar Predikant was Ds. Dominicus Holwerda in het jaar 1849.’ Ds. Holwerda diende de gemeente van 1833 tot 1859.

Bijzonder
Door veranderende opvattingen over hygiëne zijn de bekers in de loop van de twintigste eeuw in onbruik geraakt. Terwijl de grote zilveren bekers vroeger van mond tot mond gingen, wordt de wijn tegenwoordig individueel uitgeschonken in kleine bekertjes van onedel metaal. Nadat al in 1969 de vier oudste bekers in bruikleen werden gegeven, heeft het College van Diakenen als feitelijk eigenaar nu besloten ook de andere twee aan het museum over te dragen. Zij vormen een mooie aanvulling op de reeds aanwezige collectie zilver van voornamelijk Drachtster zilversmeden. Het was, zeker in de negentiende eeuw, niet ongewoon dat het avondmaal zilver betrokken werd bij gespecialiseerde zilverfabrieken buiten de provincie. Dat vijf van de bekers zijn toe te schrijven aan een plaatselijke zilversmid, mag met recht bijzonder heten.
In het juni nummer van Smelne’s Erfskip komt naar verwachting een beschrijving van de zevende beker. De bekers zijn te bewonderen in de vitrine van Smenlne’s Erfskip in het Museum Dr8888.

Met een vriendelijke groet,
Ale Groen